YbTr Bijzonderheden De zwarte galathea wordt ook wel "oprolkreeft" genoemd om dat hij zijn achterlijf (staart) gedeeltelijk onder zijn lichaam ge vouwen houdt. Het achterlijf kan, net zoals bij echte kreeften, Zeefaima in Zeeland 91 Herkenning Volwassen dieren worden ongeveer 6,5 cm lang; het rugschild is dan ca. 3,5 cm lang. De zwarte galathea maakt op het eerste gezicht de indruk van een kleine, maar wat plompe kreeft, maar wijkt hier bij nadere beschouwing aanzienlijk van af. De dieren zijn opvallend gekleurd. Oudere dieren zijn meestal donker kastanjebruin, vaak met een groenachtige tint. Deze soort is daarin een uitzondering onder de Galathea's, die al lemaal voornamelijk rood gekleurd zijn. Jonge dieren zijn echter vaak oranjebruin met lichtere overdwarse strepen, waardoor ze kunnen lijken op andere Galathea-soorten. De schaarpoten zijn bruingevlekt en op de looppoten zijn vaak blauwpaarse vlekken aanwezig. Het rostrum is kort en breed driehoekig, met aan weerszijden drie of vier tanden; daarachter op het rugschild staan net uit het midden twee kleine stekels. Over het gehele rugschild staan overdwarse richels voorzien van haren. Op het voorste deel van de zijkanten staan naarvoren gerichte stekels. Het eerste paar poten heeft lange scharen, de poten zijn langer en breder dan de andere poten. Links en rechts zijn gelijk. De schaarpoten zijn over de gehele lengte van stekels voorzien. De eerste drie paar looppoten zijn forser gebouwd dan het vierde paar. De looppoten dragen geen scharen. De segmenten van het achterlijf zijn kort en breed. Het eerste segment heeft één groeve overdwars, het tweede tot vijfde segment elk drie, soms onderbroken. De platen aan de zijkant van het achterlijf zijn afgerond. Het staartstuk (telson) is breed en kort, licht ver smallend naar achteren. De achterrand is diep ingesneden. De bovenzijde is met platen bezet die aan de achterrand haren dragen. De zwarte galathea heeft z'n achterlijf onder zijn lichaam gevouwen (opgerold) en kan bij gevaarsnel wegschieten. plotseling samengeklapt worden zodat het dier snel weg kan schieten bij bedreigingen. Hij kan er niet gewoon mee zwem men. De dieren zijn alleseters en eten ook plankton; ze hebben kaakpoten met geveerde aanhangsels waarmee ze door het water slaan om zwevende deeltjes en plankton uit het water vangen. Sedert 1998 is deze soort steeds algemener gewor den; hij leeft als regel beneden de laagwaterlijn en het zijn dus vooral duikers die waarnemingen leveren. Vrouwtjes met eieren kunnen gevonden worden van februari tot mei. De verspreiding van de Zwarte galathea vertoont het bij mariene deca- poden veel voorkomende patroon: veel vondsten uit de Oosterschelde en Grevelingen en een enkele uit de Westerscheldemonding. Mi

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2010 | | pagina 95