richting te verplaatsen. Het klimaat werd namelijk warmer, waardoor het landijs dat in de laatste ijstijd was gevormd begon te smelten. Omdat tegelijkertijd ook de grondwaterstand steeg, begon zich buiten de tegenwoordige kustlijn plantengroei te ontwikkelen, waardoor weer veenvorming ontstond op de overwegend zanderige on dergrond. Deze veenvorming. die men het basisveen noemt, breidde zich in een tijds bestek van enkele duizenden jaren verder oostwaarts uit. Naarmate echter ook de zeespiegel ge leidelijk steeg, werd het basisveen weer over spoeld. Door bezinking van door het water aangevoerde slibdelen zette zich op het veen weer een kleilaag af, die we tegenwoordig oude blauwe zeeklei noemen. Evenals dat bij de veenvorming het geval was, verliep ook het proces van overstroming en klei- afzetting van west naar oost. Tijdens de fase van het holoceen, die men het atlan- ticum noemt en ruwweg duurde van 6000 tot 3000 vóór Chr., begon vanaf de krijt rotsen langs de Noord-Franse kust de vor ming van een serie brede evenwijdige strand- wallen, die zich tenslotte uitstrekte tot voorbij de Nederlandse kust. Bij het aan breken van de Romeinse tijd was hun vor ming al lang voltooid. In het zuidwestelijk deltagebied vertoonde de strandwallenkust twee grote openingen. Benoorden Walcheren was dat de Schelde- mond. Ten zuiden van Den Haag was er het brede estuarium van de Maas, de Waal en de Rijn. Naarmate de zeespiegel rees, werden de strandwallen soms weer afgebroken of ver plaatst en zo was er een gedurige veran dering van ligging en van vorm. Op deze strandwallen kwam het zwakgolvende oude duinlandschap tot ontwikkeling. Bedolven onder jongere afzettingen, wer den ook in de kop van Schouwen tijdens het geologisch onderzoek de resten van een oude strandwal teruggevonden. De ligging ervan strekt zich ongeveer uit van Burgh- sluis naar Haamstede. Ook vóór de kust van Schouwen heeft men in de Noordzee nog sporen van een oude strandwal terug gevonden. In beide gevallen hebben we ver moedelijk slechts te maken met de meest landwaarts gelegen delen van het voor malige strandwallenkomplex. In hoever het thans voor de kust gelegen bankenstelsel nog in enig verband staat met het strand- wallenstelsel van weleer, is onduidelijk. Tot dusver kon dat verband in ieder geval nog niet worden aangetoond. Achter het oude duinlandschap, waarvan ook op Schouwen nog restanten zijn over gebleven, kwam een waddengebied tot ont wikkeling met eerst afzettingen van zand, later gevolgd door afzettingen van klei. Vanaf ongeveer 2300 jaar vóór Chr. ont stond tussen en achter de met duinen bezette strandwallen ontzilting, waardoor plantengroei mogelijk werd. Daardoor vorm de zich later weer veen. Dat proces van plantengroei en veenvorming zette zich voort tot ongeveer 900 jaar voor Chr. en op bepaalde plaatsen nog langer. Het aldus ontwikkelde veen noemt men het Holland veen. Men kon het dus ook in de strand vlakten aantreffen, waar de veenvorming overigens wel veel later begon. Na de Romeinse tijd vonden herhaaldelijk overstromingen plaats, waardoor vooral in de kop van Schouwen klei op het veen werd afgezet en krekenstelsels werden ge vormd. Nu deze kleilaag langs de strandzijde er inmiddels weer is afgespoeld, is het strandveen bij Westerschouwen nog op en kele plaatsen langs de laagwaterlijn zicht baar. Het Hollandveen vormt op het eiland Schouwen een vrij dikke laag, die in het westen tegen de tussen Burghsluis en Haam stede gelegen strandwal uitwijkt. Westelijk van deze strandwal ligt het Hollandveen direkt op het oude strandzand en strekt zich daar uit tot onder de tegenwoordige duinen. De veengroei is op Schouwen door gegaan tot ongeveer 250 jaar na Chr., met uitzondering van de streek rond Renesse, waar de veenvorming eerst tegen het eind van de veertiende eeuw geëindigd schijnt te zijn. Een daar ingesteld onderzoek heeft verder uitgewezen dat er aanvankelijk riet veen is gevormd, gevolgd door veenmos - heideveen en elzenbosveen met resten van rietveen. In de bovenlaag is meestal weer rietveen te vinden. De naam Rietnesse, zoals Renesse oorspronkelijk heette, werd dus alleszins terecht gekozen. Door de overstromingen tijdens de zoge- Strandveen of derrie bij Westenschouwen. Het bankenstelsel voor Schouwens westkust. Afdruk van de hydrografische kaart. naamde Duinkerke II periode, die duurde van ongeveer 250 tot 650 na Chr., ont stonden ook in de westhoek een aantal kreken waardoor schepen eertijds de dorpen Westerschouwen, Burgh en Haamstede kon den bereiken. Zo liep er van Burghsluis af een brede kreek in noordelijke richting langs Haamstede, om vervolgens in noord oostelijke richting af te buigen en in het veen in de buurt van Renesse te eindigen. Voorts lag er in de huidige polder Burgh en Westland een krekenstelsel van geringere afmetingen, dat met de eerstgenoemde kreek in verbinding stond. Het mondde zo wel bij Westenschouwen als tussen die plaats en de huidige Westbout in zee uit. De grote kreek schijnt Amer of Hamer te hebben geheten en de plaats Haamstede zou er zijn naam aan ontlenen. Hij is lang opengebleven, verlandde na de Karolingische tijd en werd tenslotte bij Burghsluis af gedamd. De Schelveringe is een brede kreek ge weest die ongeveer van Westenschouwen langs Burgh en Haamstede liep en in de buurt van Renesse in zee uitmondde. Ver moedelijk was hij erg ondiep, waardoor hij in de zomer vaak droog stond. Zijn bedding stoof later grotendeels vol met zand 22

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1979 | | pagina 22