Kunnen wij energie uit de Oosterschelde halen Wa y 77 1" i k L Tekst: A. F. Koopman. Op de derde dinsdag van september 1979 verscheen het langverbeide eerste deel van de energienota van het kabinet Van Agt. In deze nota wordt het energiebeleid dat Nederland op lange termijn moet voeren, uiteengezet. In het eerste deel van de nota werd gesproken over de mogelijkheden om een getijdencentrale in de monding van de Oosterschelde te bouwen: een futuristisch plan, dat wegens zijn enorm hoge kosten onhaalbaar wordt geacht. De elektriciteit die een getijdencentrale in de Ooster- scheldemonding kan produceren (en inder daad: technisch kan het) zou tienmaal zo duur gaan kosten als de elektriciteit die wij tegenwoordig uit olie, steenkool, aardgas of uranium halen. In dit artikel willen wij een indruk geven van wat getijdenenergie nu eigenlijk is, en hoe het precies met die enorm hoge kosten zit. Het büjft immers wat wonderlijk, dat elektriciteit die met gratis „brandstof" wordt gemaakt, toch zo duur kan zijn. ZEE \Vs> Een getijdenmolen in zijn eenvoudigste vorm. In de dam „T" bevindt zich een waterrad. Niet nieuw. Getijdencentrales zijn op zichzelf niets nieuws. Vanaf de 13e eeuw kon je op ver- Illustraties: van de schrijver. schillende plaatsen in Zeeland zogenaamde getijdenmolens in werking zien. Er was er hoog boven de stadswallen uit. De wind molens werden bij vijandelijke aanvallen op een stad altijd het eerst aan flarden geschoten. Windmolens hadden echter in vredes tijd één belangrijk punt op de getijden- molens vóór: zij draaiden altijd, zolang er maar wind was. En Zeeland is winderig, zoals onze watertoeristen dankbaar consta teren. Getijdemolens zijn afhankelijk van de getijbewegingen die slechts gedurende een paar uren per etmaal met voldoende kracht optreden. De beschikbaarheidsgraad van een getijdenmolen was dan ook lager dan die van een windmolen. Daartegenover stond uiteraard, dat je op een getijdenmolen de klok gelijk kon zetten. Windmolens stonden ook weieens stil bij gebrek aan wind. Een eenvoudige getijdenmolen zien wij in figuur 1. Hij bestaat uit een ingegraven eiland, waaromheen de getijdenstroom loopt. Op het punt T is een afsluitdam gebouwd, waarin een waterrad is opgesteld. Er heeft een getijdenmolen zoals deze in Tholen gewerkt. Hij heeft het 550 jaar uitgehouden. Pas bij de komst van de stoommachine ging hij roemloos ten onder. Vloedgolf. Er zit muziek in het getij. Overal waar een massa in beweging is, kan energie worden gewonnen. En eb en vloed zijn mas sa's waar je „u" tegen kunt zeggen. Getijdenenergie ontstaat als gevolg van de aantrekkingskracht die de zon en de zelfs één (in Sas van Gent) die binnen de stadswallen was gebouwd. Hij werd gebruikt voor het gewone maalwerk, waarvoor anders windmolens werden gebruikt. Maar de ge tijdenmolen was in tijden van oorlog en plundering een heel wat veiliger apparaat. Hij rees niet zoals de windmolens maan op aarde uitoefenen. Rond de aardbol stroomt eeuw na eeuw, een gigantische vloedgolf, die wordt „aangedreven" door de X' 1 -v* /s tijd hemellichamen. De effekten van de vloed golf, het zwalpen als het ware, nemen wij als eb en Vloed waar. Eén eb- en vloed beweging duurt de helft van een maanloop dat is 12 uur en 25 minuten. De rond de aarde lopende vloedgolf is niet overal even hoog. Midden op de oceaan bedraagt het getijverschil (de maximale afstand tus sen hoogste vloedstand en laagste ebstand) zelden meer dan 1 meter. In kreken, baaien, fjorden, e.d., waarin het water zich ver zamelen kan, kunnen de vloedgolven hoog ten van wel 18 meter bereiken. Dat is bij voorbeeld het geval in Fundy Bay (Nova Scotia). Op een punt aan de Franse kust, in de monding van de rivier de Rance, bedraagt het getijverschil 15 meter. In het mondingsgebied van de Rance heeft men dan ook een getijdencentrale gebouwd. In onze streken zijn de getijverschillen veel minder sensationeel dan in Frankrijk of Engeland. Het, vanuit een oogpunt van getijdenenergie interessantste gebied vinden wij in de monding van de Oosterschelde. Het getijverschil bedraagt hier 3 meter. 2 t 6 B 10 12 11 16 18 20 22 2t 26 28 h 30 Fig. 2 Energielevering van een getijdencentrale met twee bassins. 1. zeeniveau als gevolg van de getijden; 2. niveau van het hooggelegen bassin; 3. niveau van het laaggelegen bassin; 4. energielevering van de getijdencentrale. Enkele mogelijke uitvoeringsvormen van getijdencentrales. Geleende energie. Een getijdencentrale „leent" als het ware een beetje energie uit de voorbijstromende, geweldige vloedgolf. Het pakketje geleende energie wordt in een getijdencentrale zo lang vastgehouden totdat het buiten de centrale weer eb geworden is. Men laat de vastgehouden watermassa via waterkracht turbines naar buiten stromen en ziedaar zolang de watermassa bezig is om weg te stromen, kan er elektriciteit worden ge produceerd. Het principe komt overeen met dat van een waterkrachtcentrale in een stro mende rivier. Alleen verandert de stroom richting van het water in een getijden centrale tweemaal daags. Als men de centrale alleen tijdens ebstand van het water buiten de dam, waarin de centrale is ingebouwd, laat draaien, spreekt men van een enkelwerkende cyclus. Men kan ook een dubbelwerkende cyclus nemen. In dat geval draait de turbine ook (echter: in tegengestelde richting) als de vloed bezig is om het waterbekken te vullen. Men kan uit het voorgaande afleiden, dat een getijdencentrale altijd moet be staan uit een opslagbekken dat gelegen is achter de dam waarin de turbines van de centrale zijn ingebouwd. In de dam moeten verder sluizen of kleppen zitten, waarmee men in het bekken een aan de werkelijkheid tegengestelde waterstand kan scheppen. Als het buiten vloed is, dan is het in het opslagbekken eb. En omgekeerd. De cyclus kan nog worden geoptimali seerd als men het opslagbekken extra leeg of extra vol pompt. Het maximale verschil tussen de waterstand binnen en buiten wordt dan vergroot. Dit volpompen moet vanzelfsprekend met goedkope elektriciteit gebeuren. Gedacht kan worden aan „nacht- stroom". 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1979 | | pagina 11