Vlissingen, eind 19e eeuw: De buitenhaven binnen de zeedijk. lusie armer makend; het fort bleek niet on neembaar en wat erger was - althans voor de Spanjolen - was de omstandigheid, dat voor de „rebellen" nu de weg naar Middelburg open lag. De inname van Fort Rammekens was zo snel te werk gegaan, dat een uit Antwerpen uit gevaren vloot die Middelburg van verse man schappen en voedsel moest voorzien, tot grote verbazing bemerkte, dat de Prinsenvlag fier van het fort wapperde. Wel werd een poging ge daan om manschappen en fourage aan de noordzijde van Walcheren, bij Den Haak, aan land te brengen en naar Middelburg te bren gen, maar deze poging lukte maar ten dele. De Spanjaarden werden smadelijk verjaagd, on der meer met gebruikmaking van branders. Zowel van de slag bij Fort Rammekens, wel ke in april 1573 plaats vond, als van de slag bij Den Haak - waar de landing van de Span jaarden op Walcheren plaats vond - zijn wan dtapijten gemaakt, welke in de Tapijtenzaal van het Zeeuws Museum zijn te bewonderen, tezamen met de afbeeldingen van nog enkele zeeslagen welke in de periode 1573 - 1576 in Zeeuwse wateren zijn uitgevochten. Na de inname van Fort Rammekens door de Prinsgezinden duurde het niet lang meer of ook Middelburg werd veroverd. Tot 1585 duurde de bezetting van Rammekens door de aanhan gers van Willem van Oranje. In die tijd heeft Lumey van der Marck er nog gevangen geze ten. Eerst bejubeld als Geuzenaanvoerder viel hij later bij de Staten van Holland in ongena de vanwege de door hem begane wreedheden. Geschiedenisboekjes schilderen de Geuzen weliswaar af als vaderlandslievende en vrij heidslievende landgenoten, maar in werkelijk heid bestond een niet onaanzienlijk deel uit ra paille dat er genoegen in schepte alles wat maar enigszins te maken had met de Rooms- Katholieke kerk te vernietigen, te folteren en te vermoorden. Het is uit die tijd dat het ge zegde stamt: „Liever Turks dan paaps"! Na 1585 had het fort dertig jaar lang een En gelse bezetting. Fort Rammekens was name lijk aan Engeland als onderpand gegeven voor de kosten van de hulptroepen die Engeland's koningin Elisabeth I naar de Lage Landen had gezonden, tezamen met Vlissingen en Den Briel. Voor de Nederlanden was deze afhan kelijke positie niet bepaald prettig; Engeland verkeerde in een machtspositie waarvan het perfide Albion wel eens misbruik zou kunnen maken. Slim als Nederlanders vaak zijn wan neer het op geld aankomt, sloten de Staten- Generaal later met het in geldnood verkeren de Engeland een voordelige overeenkomst en kochten de pandsteden en Fort Rammekens te rug voor ruim éénderde van de schuld die de Nederlanden aan Engeland hadden. Fort Ram mekens was weer Zeeuws! In de twee eeuwen die volgden vonden er geen spectaculaire gebeurtenissen in en rond Fort Rammekens plaats. Af en toe werden er wat hoognodige herstelwerkzaamheden ver richt; Fort Rammekens werd een slapend ver dedigingswerk. In 1787 werd er op de binnen plaats zelfs een ziekenboeg voor zieke zeelie den van op de Schelde voor anker liggende schepen gebouwd. Eind achttiende, begin negentiende eeuw ver anderde de situatie. Tijdens de Franse overheer sing kreeg Vlissingen en omgeving een aparte status gezien de strategische ligging van het ge bied in de strijd van Frankrijk tegen Engeland. De Engelsen beseften het belang van Walche ren voor de Franse oorlogvoering maar al te goed. Om zowel een eind te maken aan het bou wen van Franse oorlogsschepen in Vlissingen als om de toegang tot Antwerpen te kunnen blokkeren, vielen de Engelsen in 1809 Walche ren binnen na eerst Vlissingen zwaar gebom bardeerd te hebben. Rammekens viel zonder veel moeite in Engelse handen. De in die tijd beruchte Zeeuwse koortsen dwongen de Engel sen al spoedig hun plannen om naar Antwer pen door te stoten op te geven; in hetzelfde jaar 1809 verlieten zij Zeeland. Het was Napoleoin zelf die, nadat hij de si tuatie in Zeeland in ogenschouw had genomen, besloot, dat Fort Rammekens gemoderniseerd moest worden. Alsus geschiedde, tezamen met de verbetering van de Vlissingse vestingwerken. Een herhaling van de Engelse inval in 1809 wil den de Fransen niet riskeren. Na het terugtrek ken van de Franse overheersers in 1814 dom melde het fort weer in. In 1869 werd het zelfs als zodanig opgeheven. Nog éénmaal zou het een zeer geringe rol in de oorlogvoering spe len; de Duitse bezetters plaatsten er in 1944 een zoeklicht op het hoofdbastion. Na de Tweede Wereldoorlog was er in het fort nog twintig jaar lang een champignonkwe kerij gevestigd, waarna het fort met het nabij gelegen krekengebied in beheer is genomen bij Staatsbosbeheer. Over Fort Rammekens is door de Stichting Natuur- en Recreatie-informatie een door Kees Bos, Bouke Bouwman en Ingrid Bos geschre ven geïllustreerd boekje verschenen, waar niet alleen over de bouw en de geschiedenis van het fort zelf wordt verhaald, maar ook aandacht wordt besteed aan planten en dieren in en na bij het voormalige verdedigingswerk. Langs de dijk van Rammekens naar Vlissin gen is het goed fietsen in zon en wind, met uit zicht op het water met daarboven dé grote char me van dit gewest: Zeeland's hoge, mooie wol kenluchten. Dit stukje landschap (waarom heb ben wij geen equivalent voor het Engelse „sea scape"?) spreekt zo voor zich en heeft ons zo in de ban, dat we geen woord wisselen, geen woord hóéven te wisselen tot Vlissingen. Vlissingen! „Van alle steden \an Nederland is het Vlissingen, die het ondubbelzinnigs! haar geografische gesteldheid duidt. Men hoort in de naam van deze stad al het golfgeklots, en dat kan ook niet anders. Want het is water en water alleen, dat haar groot maakt!" Zo om schrijft dr. P. H. Ritter Jr. (bij de wat oude ren onder de lezers bekend van zijn vroegere radio-causerieën over Nederlandse literatuur) de stad Vlissingen in zijn werk „de hoorn der Schelde", dat tezamen met zijn „Zeeuwse mij meringen" gebundeld is in het boek „Senti mentele aardrijkskunde". Het betreft overigens eerder een poëtische dan een sentimentele be schrijving van Zeeuwse steden en streken, waarbij de auteur weliswaar nogal eens terug- droomt in het verleden van dit gewest. Tijd om te mijmeren heeft Vlissingen overi gens niet. Dr. Ritter heeft gelijk: „...het is wa ter en water alleen, dat haar groot maakt". Het begint al wanneer wij langs de dijk rijdend bij de buitenhaven aankomen, waar de boot van de Olau-lijn ligt, nabij enkele oorlogsbodems. Aan de westzijde van de haven ligt een grote vrachtvaarder boomstammen te lossen. Bij de sluis en vóór het station is hel al niet minder druk. Tientallen auto's staan te wachten om met de veerboot te worden overgevaren naar „de overkant", lil de sluis ligt een vaartuig van Rijkswaterstaat, de dieselmotor sonoor plof fend. Fijn geluid. Al de werken waar we net langs zijn gere den zijn ruim een eeuw geleden aangelegd, ha vens, sluis, spoorlijn en station. Het moet voor Vlissingen een zeer dynamische tijd zijn ge weest. In een kort tijdsbestek werd in het be gin van de zeventiger jaren van de vorige eeuw de spoorlijn van Middelburg naar Vlissingen doorgetrokken, werden de eerste en tweede bin nenhaven en de buitenhaven aangelegd en werd het kanaal van Middelburg naar Vlissingen ge graven. De stad ging in die dagen beslist mee in de vaart der volkeren. Andere volkeren kon den vanuit Vlissingen overigens redelijk com fortabel worden bereikt. Per „mailpakket boot" kon men naar Engeland reizen. Per trein kon Keulen worden bereikt en vandaar kon ver der worden gereisd naar Oost- en Cenlraal- 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1985 | | pagina 16