103 Doch Alexanders ziel door moord En pluuderzucht beheerd AVaant in elk golfje een slaaf te zien Die zijn bevelen eert. Hij nam een teug van uit de beek Daar dorst zij n tong beklemt En doopte een visch in 't helder nat Tol middagmaal bestemd. Maar naauwlijks raakt hij 't water aan Of lieflijk werd zijn geur En ziet aan de oevers bloemen staan Yan ongelijkbre kleur. 't Gaat vastzoo denkt hij gansch verbaasd, Dat deez' bekoorbre vliet Haar oorsprong van een land ontleent Dra 't schoonst van mijn gebied. Daar wil ik heen dus roept hij uit 't Is 't mijne tot wat prijs! En is weldra de poort genaakt Yan 't lustig Paradijs. Do poort is digt. Hij klopt met drift En wil er binnen gaan Deez' poort is van den Heere alleen Doet hem een stem verstaan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1836 | | pagina 135