104 Ik ben de Heer de Heer der aard Doe open open maar Ik Alexander ben die Heer! Ik, de Alveroveraar Zoo spreekt hij maar hot klonk hem toe Tan door de slotpoort heên De man die eigen drillen temt Dien ken ik anders geen Niet hem die op der steden puin Zijn trotsche vendels plant Al ware 'tdat zijn schrikbre vuist Een werelddeel omspand'. Maar hem die 's naasten regten eert Al draagt zijn hoofd geen kroon; De deugd als 't hoogste goed bemint Voegt dit verblijf ter woon.» En Alexander die schier de aard' Zag aan zijn knien gebukt Hij mogt den drempel niet betreen Maar zag zijn eisch mislukt; En daar hem vloeken noch geweld Noch dreigen baat noch bee Smeekt hij in 't eind och geef voor 't minst Mij iets ter gunste mee'

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1836 | | pagina 136