133 En hakkam zittende in 't prieel Op den ontroofden grond Begrijpt de komst des regters niet Die plotslings yoor hem stond. Gij hier ontdaan van alle pracht (Zoo spreekt de Vorst hem toe) Ja Heer! 'k wil, dat cordova zegg' Dat ik mijn pligt yoldoe. Mijn komst en kleeding schijnt U vreemd Op Zebra's grondgebied Maar k heb een bede en daarom Heer Voegt pracht en praal mij niet. Zie 'k bragt een ledren buidel meê ('t Verzoek is luttel waard) Geef mij uit dit uw lustprieel Dien zak slechts vol met aard! Welaan! (was 't antwoord van den Vorst) Die bede is toegestaan. De zak wordt tot den rand gevuld En bekir's wensch voldaan Nog ééne gunst., sprak bi:Kir, toen Dan is mijn' vreugd ten top! Dit lastdier draagt den aardhoop meë Til Gij dien zak er op!» Hoe zonderling! (zegt hakhaï nu) Hoe vreemd hoe wonderbaar!

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1836 | | pagina 167