134 Hoe onbescheiden is die vraag! Die vracht is mij te zwaar. 'k Vergeef U zoo veel onbescheid Uit achting voor den man Maar oordeel zelf, of ik dien last Met aarde tillen kan «Hoe, hakkam! (valt de regter in Met ongeschokte slem En 't vuur dat uit zijn' blikken schiet Geeft aan zijn' woorden klem) »Hoe, hakkam! is uw kracht te min I «Voor dit geringe deel'} Hoe draagt gij dan in d'oordeelsdag «Het wigt van 't erf geheel} «Gij naamt dien grond der weduwe af, Ligt zonder zielsbezwaar. «Welnu, als ge eenmaal reekning doet, Draagt ge al dien last voor haar. 0, wik en weeg nog eens dien zak! (Die proef is U vergund) En meet daarnaar uw' krachten af //'al deel gij torschen kunt! Dit erf is 't eigendom der vrouw En hoort den Kalif niet Zóó sprak de Regterdie den Vorst Met eerbewijs verliet.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1836 | | pagina 168