De Pastoor rat liet woord en vraagt: «Is 't dit, dat gij Zoo stout mij in mijn togt durft hinderlijk te wezen Yerneem dan jeugdig vriend! Dat ik me altijd voor dezen 'Van Meester lang-oor heb bediend Doch sedert de geleende Yorst Ziicli in een kampstrijd wagen dorst a Met wiliem van Oranje, Zija meest all' de Ezels van het land, (Gerequireerd voor 't vaderland) «Gedood in die campagne. «Mijn g.üjsje was tocli niet veel waard: 'k Stond hemdus willig af ,en sints rijde ik te paard. Maar 't geen mij meer verwond'ring baart Is dat aen drietallang van ooren «Dat mij 'n mijne reis komt storen, «Gered ii uit dien pulverbrand. Hierop gaf hij jijn ros de sporen En liet ze als Ezels staan ras uit 't gezigt verloren. Zierikzee. J. T. BETHE.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1836 | | pagina 171