'tjmmj ttnts OP HET ZIEN EENER AFGESTORMDE ROOS. Verdwenen is uw gloed en glans Bekoorlijk schoone roos! Och, wat is pracht en majesteit Yerganklijk toch en broos! Hog gistren eer een noodorkaan En hof en yeld doorwoei, Nog gistren boeidet ge aller oog Door balsemgeur en bloei. Nog gistren (met een' purpergloed En kleurenpracht bekleed, Waarvan de grootste Rijksmonarch Zich geen bezitter heet) Trokt ge onweërstaanbaar lieve roos Mijn hart verlokkend aan: En nu is zoo veel heerlijkheid Reeds als een damp vergaan. Daar stondt gij en geene enkle wolk Dreef aan de azuren baan Het koeslrend vuur der dagvorstin Verzengde uw knop noch blaan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1836 | | pagina 175