kunt gij mij dan die vraag doen Gij verweest mij in E mijne jeugd naar de mieren t ik zag kunne wegen en kroi leerde van hen vlijtig te zijn en te verzamelen: wat ik den toen leerde doe ik nu nog. blin Dan hebt gij hernam Salomo uwe les slechts ten vint halve geleerd. Ga nog eenmaal tot de mieren en leer heel nu ook nog van lien in den winter des levens te nis- aan ten en het verzamelde te genieten. ken HAAB3III.S. Ik zie wat niet bestaat; ik hoor, al klinkt geen toon. Ik ben, waar ik niet ben nuleelijk dan weer schoon; Verdrietlijk aangenaam nu waarheiddan weër logen De dwazen lieb ik vaak de wijzen nooit bedrogen. Ik ken drie zusters, die te eener stond geboren zijn, en toch is de ééne de moeder der beide andere en geeft aan haar liet leven, ofschoon zelve niet levendig. De eene onsluit den Hemel, de andere verwacht den- zelvende derde verdient denzelven nieten treed dien toch alleen in.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1836 | | pagina 212